Actualiteiten

Nederland wil na coronacrisis dubbel zo lang thuiswerken

Werkend Nederland verwacht na de coronacrisis blijvend meer thuis te werken dan voorheen. Wel willen werkenden het grootste deel van de week weer naar hun werkplek komen, in alle sectoren.

De verschillen tussen sectoren zijn groot. Werkenden in de financiële en zakelijke dienstverlening verwachten straks het meest vanuit huis te blijven werken: 41 procent, ofwel twee dagen bij een fulltime werkweek. Dat is een ruime verdubbeling ten opzichte van voor corona.

Kantoorbanen

Dat komt overeen met een rondvraag van NRC, eerder deze maand, onder acht grote werkgevers met veel kantoorbanen. Zij hadden de verwachting, mede op basis van eigen enquêtes, dat hun kantoorpersoneel ongeveer de helft van de week blijft thuiswerken. De CPB-enquête kijkt niet alleen naar kantoorpersoneel, maar naar alle werkenden.

Werkenden in bouw, detailhandel en zorg verwachten, niet geheel verrassend, het minst thuis te gaan werken na de coronacrisis: gemiddeld 12 tot 14 procent van de week.

De grootste toename verwachten werkenden in de overheidssector. Zij denken ruim drie keer zoveel thuis te gaan werken als voor corona: 35 procent van de tijd.

Hoewel de studie forse toenames voorspelt, zegt auteur Egbert Jongen, „is er geen sprake van een aardverschuiving”. Jongen, programmaleider arbeid bij het CPB, denkt dat werkenden hiermee een „realistische verwachting” hebben. „Ik vind het zelf ook fijn om af en toe een dag thuis te werken als ik bijvoorbeeld aan een onderzoek werk of iets goed moet bestuderen. Thuiswerken heeft zeker voordelen, maar wel binnen grenzen.”

Productiviteitswinst

Dat blijkt ook uit de wetenschappelijke literatuur. Vaker thuiswerken levert doorgaans productiviteitswinst op. Jongen: „Er valt reistijd weg, mensen kunnen zich gemakkelijker concentreren en sommigen voelen zich thuis meer op hun gemak.” Maar hoe meer in een organisatie vanuit huis wordt gewerkt, hoe kleiner dat positieve effect wordt. Bij te veel thuiswerken kan het effect zelfs negatief worden. Het lijkt erop dat er „een minimale hoeveelheid aan face-to-face-contact nodig is om tot een goede werkrelatie te komen”, aldus de CPB-studie. En: „Met name impliciete kennis laat zich niet eenvoudig verspreiden via digitale kanalen.”

Opvallend genoeg is de voorkeur om thuis te werken sinds maart vorig jaar hard gegroeid, zo bleek eerder deze maand uit een onderzoek van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. In de eerste lockdown, in maart en april, verwachtte slechts een kwart van de ondervraagde werkenden ook na corona vaker thuis te gaan werken. In de zomer was dat aandeel gestegen naar 45 procent, in het najaar naar 47 procent. Jongen: „Misschien komt die stijging doordat mensen eerst lang aan de keukentafel hebben gewerkt en later een fatsoenlijke stoel en bureau hebben gekocht. Maar wellicht bevalt het mensen gewoon steeds meer om thuis te werken.”

Bron: NRC